Op deze pagina vindt u antwoorden op veelgestelde vragen bij deze subsidieregeling.
Voor wie
De regeling is onderdeel van het beleid om gelijke kansen in het onderwijs te bevorderen. Inzet is dat leerlingen met een vergelijkbare capaciteit dezelfde kansen hebben in het onderwijs ongeacht afkomst, opleidingsniveau of inkomens van ouders.
Deelnemers zijn leerlingen die op een hoger niveau kunnen instromen of presteren in het voortgezet onderwijs dan ze tot nu toe laten zien, maar door omgevingsfactoren buiten de school of door de thuissituatie minder ondersteuning of hulpbronnen tot hun beschikking hebben.
De betrokken bevoegd gezagen bepalen of een leerling tot de doelgroep behoort. In de subsidieaanvraag wordt omschreven op welke wijze de deelnemers zijn geselecteerd. Daarnaast moet worden onderbouwd hoe deze selectie bijdraagt aan het doel van de regeling: het bevorderen van gelijke kansen in het onderwijs en talenten van leerlingen uit de doelgroep beter benutten.
Dit ligt aan de vorm van het onderwijs.
De scholen die in aanmerking komen voor deze subsidie zijn scholen:
- als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;
- als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs BES;
- als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
- als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs BES;
- als bedoeld in artikel 1.3.3, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Scholen die onder de Wet Expertise Centra vallen kunnen geen gebruik maken van deze subsidieregeling. Zij ontvangen andere bekostigingsvormen.
Ter verduidelijking onderstaand schema:
- BAO (basisonderwijs) valt onder WPO (wet primair onderwijs) → wel subsidie
- SBO (speciaal basisonderwijs) valt onder WPO (wet primair onderwijs) → welsubsidie
- SO (speciaal onderwijs) onder WEC (Wet expertise centra) → geen subsidie
- ZMLK (zeer moeilijk lerende kinderen) onder WEC (Wet expertise centra) → geen subsidie
- ZMOK (zeer moeilijk opvoedbare kinderen) onder WEC (Wet expertise centra) → geen subsidie.
De subsidie kan niet door een samenwerkingsverband zelf worden aangevraagd. Wel kan het bevoegd gezag van één van de deelnemende scholen subsidie aanvragen. De andere po scholen kunnen dan, met ten minste nog 1 vo school, het doorstroomprogramma uitvoeren. Bij de subsidieaanvraag moet de rol en expertise van de deelnemende scholen aan het doorstroomprogramma duidelijk worden omschreven.
Subsidie aanvragen
Primair onderwijs
Een po-vestiging kan per jaar subsidie ontvangen voor één doorstroomprogramma po-vo. Een vestiging kan dus geen onderdeel zijn van meerdere aanvragen. Het is wel mogelijk dat een bestuur meerdere aanvragen indient voor verschillende scholen/vestigingen.
Voortgezet onderwijs
Een vo-vestiging kan sinds 2021 meedoen met maximaal twee aanvragen.
- U krijgt een ontvangstbevestiging als uw aanvraag ontvangen is.
- Uw aanvraag wordt gecontroleerd op volledigheid.
- U ontvangt een bericht als uw aanvraag volledig is en in behandeling wordt genomen.
- Volledige aanvragen worden daarna inhoudelijk beoordeeld.
- Naar aanleiding van de beoordeling kunnen nog aanvullende vragen gesteld worden.
Hoe sneller u deze beantwoordt hoe eerder u ons besluit ontvangt.
Dit is aan te raden, maar is geen vereiste voor de subsidieaanvraag.
De bevoegd gezagen van alle deelnemende partnerscholen moeten de aanvraag wel verklaren en de aanvrager geeft aan welke afspraken de samenwerkende instellingen hebben gemaakt.
Doorstroomprogramma en subsidiabele kosten
Het staat scholen vrij om de inhoud van het doorstroomprogramma te bepalen. Mits er wordt ingezet op kennis en vaardigheden die binnen de (overgang naar de) middelbare school van belang zijn, en de randvoorwaarden die nodig zijn om (in het vo) tot leren te komen.
Er is in ieder geval aandacht voor een van de onderstaande drie inhoudelijke lijnen:
- het versterken van cognitieve vaardigheden, bijvoorbeeld gericht op het versterken van taal- en leesvaardigheden en rekenen
- het versterken van metacognitieve vaardigheden, bijvoorbeeld gericht op het versterken van zelfstandig leren, effectieve werkhouding en plannen ten behoeve van de overgang naar het vo,
- het inzetten op omgevingsfactoren buiten de klas en de thuissituatie, bijvoorbeeld:
- het vergroten van ouderbetrokkenheid;
- het vergroten of benutten van netwerken of hulpbronnen uit de omgeving;
- het versterken van sociale vaardigheden;
- het begeleiden bij de schoolkeuze en brede loopbaanoriëntatie.
Een programma bevat in ieder geval twee van de drie leerlijnen en bestaat uit minstens 100 klokuren per leerling.
Activiteiten waarvoor subsidie wordt ontvangen kunnen pas starten nadat er een subsidieaanvraag is gedaan. Alle activiteiten die voor dit moment hebben plaatsgevonden zijn niet subsidiabel. De activiteiten moeten uiterlijk voor het einde van het eerste leerjaar van het voortgezet onderwijs zijn afgerond. Activiteiten die na dit moment plaatsvinden zijn ook niet subsidiabel.
- Activiteiten zijn subsidiabel vanaf het moment dat u een subsidieaanvraag heeft ingediend. Waarbij het doorstroomprogramma uiterlijk in januari van het laatste jaar van de basisschool gestart moet zijn en minimaal doorloopt tot eind januari van het eerste jaar van het voortgezet onderwijs.
- Alle activiteiten die na augustus van het eerste jaar van het voortgezet onderwijs plaatsvinden zijn niet meer subsidiabel.
- Er wordt geen subsidie verstrekt voor doorstroomprogramma’s die alzijn afgerond.
Ja, dit kan. U krijgt echter maar voor maximaal 124 leerlingen subsidie.
Ja, dit is mogelijk.
Budget
Als er meer subsidie wordt aangevraagd dan beschikbaar is gesteld door middel van het jaarlijks vastgestelde subsidieplafond, wordt er voorrang verleend aan de aanvragen voor scholen in Caribisch Nederland (de BES-eilanden).
Indien er nog middelen resteren, wordt vervolgens voorrang verleend aan aanvragen met in ieder geval één een po-vestiging die een positieve achterstandsscore hebben volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Als er dan nog middelen over zijn, zal er na afloop van de aanvraagperiode een loting plaatsvinden. De loting vindt plaats per regio. De regio waarin aanvragen meeloten wordt bepaald op basis van de locatie waar de aanvrager is gevestigd.
Per regio zijn de volgende percentages van het subsidieplafond beschikbaar:
- regio noord: 36,5%,
- regio midden: 36,5%
- regio zuid: 27%
Veranderingen aanvraag en meldingsplicht
De aanvrager tracht deelnemers het gehele doorstroomprogramma aan te bieden.
- Indien een deelnemer het doorstroomprogramma voortijdig afbreekt, mag in diens plaats een andere deelnemer worden geselecteerd.
- Als een leerling uitstroomt naar een vo-vestiging die nog geen onderdeel is van het doorstroomprogramma, en deze vo-vestiging doet niet mee aan een ander doorstroomprogramma, dan mag deze school worden toegevoegd aan de aanvraag. Hiervoor moet een schriftelijk verzoek tot wijziging van de subsidie bij DUS-I worden ingediend om deze vo-school toe te laten. Dit doet u via dpovo@minvws.nl.
Let op: meldingsplicht
Als minder dan 85% van het geprognosticeerde aantal leerlingen hebben meegedaan aan het doorstroomprogramma moet u hier zo snel mogelijk melding van maken. De subsidie wordt lager vastgesteld.
Als blijkt dat het doorstroomprogramma uit minder dan 100 klokuren bestaat, dan moet u hier zo snel mogelijk melding van maken. De subsidie wordt in dit geval lager vastgesteld.
De monitor
Om de kennis over effectieve interventies ter bevordering van een soepele doorstroom van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs te vergroten, worden de doorstroomprogramma’s gemonitord door een extern onderzoeksbureau.
De (verplichte) monitor besteedt onder meer aandacht aan:
- de manier waarop scholen (gezamenlijk) de interventie vormgeven;
- de doelgroep waarop deze interventie zich richt (doelgroepenbeleid);
- en de (leer)opbrengsten en werkzame factoren die uit de interventie naar voren komen (effecten).
Subsidie verantwoorden
De penvoerder toont in een jaarverslag aan dat voldaan is aan de subsidieverplichtingen. De vorm hangt van het subsidiebedrag af:
- een subsidie tot € 25.000 wordt verantwoord in de jaarverslaggeving;
- een subsidie van € 25.000 of meer wordt verantwoord in de jaarverslaggeving met model G1.
De penvoerder toont op verzoek aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt zijn verricht, en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden.