Op deze pagina vindt u antwoorden op veelgestelde vragen over de regeling Onderzoeks- en verbetercultuur funderend onderwijs 2023-2027.
In het eerste kwartaal van 2023 worden de beschikkingen aan de twee subsidieontvangers verstuurd. De 20 pilotscholen (10 scholen per organisatie die een werkwijze begeleidt) hebben vanaf het tweede kwartaal in 2023 de tijd om voorbereidingen te treffen.
Indien een aanvragende partij andere kosten denkt te moeten maken om de gevraagde activiteiten te kunnen bieden, kan dit opgenomen worden in de begroting. Een website hoeft niet gemaakt te worden en is geen onderdeel van de begroting.
U moet een zogeheten marktconform tarief gebruiken. De uren en het bijbehorende tarief moeten in goede verhouding staan tot de activiteiten en de verwachte opbrengsten.
Het activiteitenplan moet overtuigen van de opschaalbaarheid van het programma, volgens de KPI’s van het programma Ontwikkelkracht.
Ja, dat klopt. Er komt een aparte subsidieregeling voor scholen voor de urenvergoeding voor deelnemende scholen. Deze regeling is ook bedoeld voor scholen van de projecten Onderzoeks- en verbetercultuur.
In het activiteitenplan moet u beschrijven wat de rolverdeling en verantwoordelijkheden zijn van eventuele samenwerkingspartners. Cofinanciering is eventueel mogelijk, maar dit moet wel op voorhand en daarmee vóór de start van het pilotjaar door de organisaties geregeld zijn. Cofinanciering kan dus niet alsnog tijdens het pilotjaar worden aangevraagd.
In de toelichting op de subsidieregeling staat dat het doel van de regeling is om gericht te werken aan het opzetten van een onderzoeks- en verbetercultuur op scholen, aan de hand van een werkwijze. Als op uw school al een onderzoeks- en verbetercultuur aanwezig is, dan zal het gaan om het versterken van die cultuur.
Voor het pilotjaar is het de bedoeling dat de organisaties de 20 scholen (10 per organisatie) gaan werven. De subsidie vergoedt de deelname van deze scholen. Voor de onderzoeksfase na het pilotjaar is het de bedoeling dat er eerst een gesprek plaatsvindt met het programmabureau van Ontwikkelkracht om zicht te krijgen op de vraag van de school, voordat de school wordt doorverwezen naar een onderzoeks- en verbetercultuurtraject.
Het programmabureau van Ontwikkelkracht maakt een website. De aanbieders die subsidie ontvangen hoeven geen apart online platform op te zetten en te financieren.
In artikel 2.5 sub b van de subsidieregeling staat dat de subsidieontvanger meewerkt aan evaluaties en monitoring die uitgevoerd worden door een externe partij. Subsidieontvangers moeten dus meewerken aan deze evaluaties en monitoring.
U moet sterke verbindingen leggen met de lerarenopleidingen op zo’n manier dat het ook effect heeft binnen de opleidingen en bij leraren in opleiding. Het beschrijven van deze sterke verbindingen kan ook gebeuren door het ‘hoe’ te schetsen. Het gaat er bij deze verbinding om dat toekomstige docenten in aanraking komen met het gedachtengoed van een verbetercultuur. Wij verwachten van u niet zozeer een aanpak om op de lerarenopleidingen zelf een verbetercultuur te implementeren.
Het gaat hierbij op de schaalbaarheid volgens de KPI’s van Ontwikkelkracht. Van de subsidieontvangers wordt tevens verwacht dat ze met het programmabureau en de onderaannemers voor de andere pijlers binnen Ontwikkelkracht afspraken maken over hoe ze bijdragen aan de doelen van het programma als geheel. Dat sluit aan bij criteria (1) en (3) onder D van het activiteitenplan.
De begroting moet sluitend zijn op de activiteiten uit het activiteitenplan, die overeen moeten komen met de genoemde activiteiten in het programma Ontwikkelkracht (criterium B.2). Hierbij biedt de begroting van het programma Ontwikkelkracht kaders voor de begroting van de aanvraag.