Op deze pagina vindt u vragen en antwoorden over de vaststelling van de specifieke uitkering meerkosten energie openbare zwembaden.
Kosten die zijn betaald voor het energieverbruik, inclusief energiebelasting (en in 2022 ook de opslag duurzame energie), maar exclusief btw, komen in aanmerking voor uitkering. Alle overige kosten en toeslagen zijn niet subsidiabel.
De referentietarieven uit 2019 zijn gebaseerd op de subsidiabele kosten in het antwoord op de vorige vraag. Niet-subsidiabele kosten zijn niet meegenomen in het referentietarief en mogen daarom niet worden meegenomen in de berekening van de meerkosten.
Voorbeelden van niet-subsidiabele kosten die vaak op facturen vermeld staan: transportkosten, netbeheerkosten, meetdiensten, vaste leveringskosten, garantie van oorsprong, capaciteitskosten, toeslag voor groene energie, flexibiliteitsfee, regiotoeslag, opslagkosten en overige soortgelijke (vaste) kosten en toeslagen.
Het door u ontvangen verleende bedrag bestond uit de meerkosten energie voor 2022 en een voorschot meerkosten 2023. Dit voorschot was bepaald aan de hand van het energieverbruik in 2022 en een modeltarief dat is bepaald om de energieprijs in 2023 te schatten. Het modeltarief bleek in de meeste gevallen veel hoger dan de werkelijke energietarieven in 2023. Het vastgestelde bedrag van 2023 is bepaald aan de hand van de werkelijke kosten en het verbruik van 2023. Hierdoor kan het zijn dat uw gemeente een aanzienlijk bedrag moet terugbetalen.
Het is mogelijk dat de vaststelling van de meerkosten hoger uitvalt dan de werkelijke besteding aan het zwembad. In dat geval kan het zwembad in aanmerking komen voor een aanvullende betaling van de gemeente. De financiële afstemming tussen gemeenten en zwemlocaties vormt op dit moment geen belemmering voor het ministerie van VWS om de aanvraag voor uw gemeente vast te stellen en heeft geen invloed op de hoogte van de uitkering.